vrijdag 18 maart 2011

De Vogezen 2010





Verslag van de Meerdaagse tocht van Jack en Wim naar de Vogezen. 20-25 juni 2010

Omdat de tocht naar Spanje wel erg goed was bevallen was al gauw besloten dat we jaarlijks maar zoiets moesten blijven continueren.
Dit jaar viel de keuze op de Vogezen. En wat een goeie keuze!

Dag 1, Apeldoorn – Barbey-Seroux: 667 km. duur: 11:15 minuten gem. snelheid 60 km/u

Na de nodige voorbereidingen, die op zich natuurlijk al leuk zijn om te doen, vertrokken we, uitgezwaaid door Tineke, op zondag 20 juni om 08:00 uur van het Griffiersveld.Hier nog droog, maar al bij Arnhem een paar spetters, die zich gedurende de rit hier en daar nog een paar keer deden gelden, maar zonder daar nu echt nat van te worden.
De eerste paar honderd kilometers via de snelweg A1, A50, A73, A2, E25, E40, E42. Hier bij Sankt Vith nog even tanken, om bij Hasselbach de snelweg te verlaten en de kleinere wegen op te zoeken richting Dasburg waar we een koffiestop hadden gepland. In Motorhotel Daytona troffen we een nieuwe eigenaresse aan. Ook wel een leuk mens, maar we hadden natuurlijk op Heinz gerekend!
Hier ontdekten we dat van de topkoffer van Wim, vorig jaar nieuw gekocht, de sluiting niet meer werkte. Maar gelukkig werd in de tas van Jack nog een stukje klittenband gevonden die de zaak bij elkaar hield.
Via de mooie weg langs de grens van Luxemburg en Duitsland ging het richting Mullertal om bij Hersberg van de route af te moeten. Ik weet niet meer waarom, maar er zal we weer een route Barrée zijn geweest. Via Potaschbierg kwamen we nu weer op de geplande route en bij de Moezel. Wat een heerlijk gebied! Zo’n mooie omgeving moeten wij in Nederland toch maar node ontberen.
Via plaatsjes als Söst en Fisch lekker door het Moezellandschap sturen. Op de L176 kruizen we dan de Saar die we tot Wadgassen blijven volgen om dan vervolgens bij Forbach het Franse land in te rijden. Bij een stop in Lutzelbourg word dan besloten van de route af te wijken omdat het nu toch wel wat laat aan het worden is en we wel voor het eten bij het hotel aan wensen te komen. Het is dan inmiddels half zes en de schatting is dat we via de snelste weg nu zo rond 19:00 uur aan kunnen komen terwijl dat anders bij achten zou zijn geweest. Gas geven dus en via de N4 komen we nu snel in de buurt van Barbey Seroux. Achteraf niet echt jammer, want de meeste wegen op de geplande route zouden we in de loop van de week ook wel weer krijgen. Zo rond 19:00 uur komen we inderdaad in de buurt van Les Tronces, maar moeten daarna nog een aantal kilometers door dicht bosgebied en kleine weggetjes om daarna nog 800 meter offroad te moeten om de laatste meters naar het Hotel te kunnen afleggen. Ik schrijf nu wel Hotel, maar dat woord bleek een schromelijke overklassering te zijn.Geen Hotel maar een Motorherberg! Foutje van ons zoals bleek. In een hotel vindt je handdoeken, vaak een tv en douche en toilet op de kamer en bediening bij de maaltijd.
In een Motorherberg moet je zelf je handdoeken meenemen, die wij dus “vergeten” waren, vindt je geen tv of douche en toilet op de kamer, maar kun je wel gezamenlijk voetbal kijken in de huiskamer annex bar, annex eetzaal. Toiletteren moet je in een gezamenlijke douche en toiletruimte, waar je zelfs dames kunt tegenkomen! Wel aparte douches hoor! Ook moet je alle maaltijden zelf opscheppen vanuit een bain-marie. Dat van die toiletten enz. wist ik dan nog wel, maar van die handdoeken hadden we niet meegekregen en het eten; ach daar valt verder niets van te zeggen. We hebben goed gegeten; simpel maar goed genoeg. Soep, vlees, aardappelen, groente, sla en een kant en klaar toetje.
Gelukkig had men wel op mensen gerekend die de handdoek vergeten waren en kregen we voor deze 5 dagen een hele badhanddoek. Nou ja, als je je gedoucht hebt ben je schoon moet je maar denken, en kan de handdoek dus ook niet vies worden!? Het drogen van de handdoek deden we op een hangertje en dat ging best.
Wat we wel hadden verwacht was een afgesloten beschutting voor de motoren. Niet dat iemand het in zijn zal hoofd halen om zo ver te rijden om te kijken of er een leuke motor te jatten valt, maar toch! Een knutselplaats oid. dergelijks is toch ook wel aardig!
Het gebouw was uit 1470 en heeft dus een hele geschiedenis achter de rug en dat was hier en daar ook goed te zien. De toiletten waren schoon en redelijk nieuw, maar het stof eens af en toe weghalen zou ook wel wat waard zijn. Als je er meerdere dagen verblijft krijg je toch wel een aardige huisstofallergie opgebouwd. De Herberg wordt bestierd door Wim, een alleenstaande man uit Nuenen. Wim wordt afwisselend geassisteerd door familie en kennissen uit Nederland en er schijnt af en toe een poetsvrouw uit het dorp te komen! Hond Leo houdt Wim gezelschap. Maar laat ik niet te negatief zijn; we hebben prima geslapen en gegeten en voor Franse begrippen zal het niet te duur zijn. Wij hadden er gewoon een verkeerde voorstelling van.

Dag 2. Tunnel en merentocht. 284 km; 8 uur; gem. 35 km/u

Even vooraf over de gemiddelde snelheid; deze wordt natuurlijk negatief beïnvloed door de vele stops die we maken. De rijsnelheid ligt gelukkig wel wat hoger en ligt zeker hoger dan de snelheid waar we in Nederland mee rond toeren.

Deze tocht hadden we thuis zo aangepast dat hij twee doelen zou moeten dienen; eerst de tunnel in de buurt van Sainte Marie aux Mines en dan de meren in het Zuid Oosten.
Vanuit ons vertrek; het was koud, zo’n 11 graden om 09:00 uur, en het had ’s nachts nog net niet gevroren volgens de waard, gingen we richting Saint Dié des Vosges om vervolgens richting de oude spoortunnel te rijden; Officieel heet hij Maurice Lemaire, maar iedereen noemt 'm de Tunnel de Sainte-Marie-aux-Mines. Dat dorpje ligt er nu eenmaal het dichtste bij. Het is met zijn 7 km. de langste tunnel die geheel en al in Frans grondgebied te vinden is. De zeven kilometer lange tunnel werd gesloten toen na de dramatische brand in de Mont-Blanc-Tunnel in 1999 strengere veiligheidseisen aan tunnels gesteld werden. Daaraan voldoet de tunnel nu, ook al kom je nog steeds tegenliggers tegen in deze gewezen spoortunnel. Toch hebben de Fransen geen halve maatregelen genomen. Ze boorden er een tunnel naast, waardoor je bij calamiteiten altijd veilig kunt vluchten. Om de 400 meter vind je toegangen tot die vluchttunnel. Om er door te mogen moet je je portemonnee trekken, of je creditkaart en vervolgens €5,70 aftikken. .
Goed, dat hebben we dus gedaan, om het gedaan te hebben. Het had geen groter doel en was minder spectaculair dan de Westerscheldetunnel.
Daarna ging het richting Chateau du Haut Koenigsbourg.
De Haut-Koenigsbourg torent 800 m boven de laagvlakte uit en overheerst de wijde omgeving. Vanaf de torens heb je een prachtig uitzicht op de Vogezen, de Rijn, het Zwarte Woud en zelfs op de Alpen. Het kasteel werd oorspronkelijk, in de 12e eeuw, gebouwd als een burcht ter bewaking van de handelswegen voor wijn en graan van noord naar zuid en die voor zilver en zout van west naar oost.
Leuk natuurlijk, maar niet bezichtigd. We zijn hier om motor te rijden.
En dat gingen we ook doen. Via Ribeauvillé gingen we D416 op. Prachtige stuurwegen! Goed asfalt en prachtige bochten die hoge snelheden mogelijk maakten. Niet dat dat het doel was, maar is wel lekker!!!
Bij Aubure reden we lekker naar boven totdat even voorbij een Hospital, Salem geheten en waarschijnlijk voor Astma patiënten, de geciviliseerde wereld der wegenbouwers was opgehouden. Een bospad was ons deel. Toch maar even doorgereden; bikkels die we zijn, maar helaas moesten we toch op onze schreden terugkeren, zo slecht was dit weggetje die ook nog eens vervaarlijk naar beneden liep. Op dat moment op zo’n 900 meter hoogte.
Terug dus naar Aubure en via een aantal mooie haarspeldbochten weer naar beneden voorbij Fréland naar Hachimette op zo’n 395 meter. Vandaar ging het verder op de D11 weer naar boven. Hier raakte de Gps even de kluts kwijt of werd zij verkeerd geïnterpreteerd, maar ergens gingen we heen en kwamen we weer terug. Weer niet zo’n fijne weg! Wie heeft die routes in vredesnaam gemaakt! Omhoog bleven we gaan, voorbij een monument en een begraafplaats voor Duitse militairen uit de eerste Wereldoorlog bij La Linge op zon 950 meter. Daarna weer afzakkend op de D48 naar het Münstertal, vervolgens naar de D417 en de hoogste en beroemdste berg van vandaag; de Col de La Schlucht op 1140 meter. s’Winters een ski gebied en zomers een gewild oord voor wandelaars, fietsers en motorrijders. Jammer dat al die wandelaars ook meestal een auto hebben en dat je daar als motorrijder wel eens last van hebt. Ze kuieren ook zo lekker naar boven. Maar laat niemand wat zeggen van de Fransen. Heel vaak werden we keurig voorbij gelaten, wat helaas niet van iedereen gezegd kan worden. Vooral die lui met een NL sticker en een hoog 65+ gehalte. Nog nooit van spiegels gehoord en druk pratend. Bùh! Afdalend komen we dan langs het eerste meertje bij Lispach. Verder door La Bresse en weer snel stijgend en dalend naar Gerardmer waar we ook weer een meer aantroffen. Op naar Herpelmont en Granges sur Vologne via de D7, waar we weer op Barbey Seroux aankomen.
Leuke tocht, maar weinig meren. Hoezo meren tocht? 3 heb ik geteld en dat waren ook nog vennetjes. Zo rond 17:00 uur weer in de Herberg.
We waren op dat moment de enige gasten en de kokkin haastte zich om het eten klaar te maken. “Heerlijke” bloemkool, met gekookte aardappelen, sla en rollade. Chinese kippensoep vooraf en kant en klaar toetje toe. We mochten bij de waard en het personeel aan tafel en kregen dit keer alles op tafel.
s’Avonds de eerste filmpjes van Wim op de Laptop gezet en een beetje gelezen.

Dag 3, Grand Ballon en Mulhouse. 276 km; 8,5 uur; gem. 33 km/u

Deze rit zouden we hoogste top van de Vogezen, de Grand Ballon, gaan beklimmen en proberen een bezoek te brengen aan het Bugattimuseum in Mulhousse.
Het leek een prachtige dag te worden. De zon was nog niet echt aanwezig, maar de voortekenen leken prima en zo rond 09:00 uur konden we weer vertrekken. Onze Marietjes, voor de niet ingewijden, dit zijn onze, op de GPS aangesloten lulijzers, gaven aan dat ze weer gepaird waren. We konden weer onderweg met elkaar praten! Ik zal niet al te veel uitweiden in dit verslag over deze manier van communiceren, maar dat de Scala G4’s niet altijd even vlekkeloos werken is, gezien de vele reacties op de diverse fora, bekend. De keren dat een van de beide sets spontaan uitvalt of zelfs de GPS laat vastlopen als er een telefoon gaat, zijn niet te tellen. Maar over het algemeen konden we goed met elkaar praten!
Via de bijna vaste aanrijroute volgen we de D31 tot Corcieux waar we de route du Plafond nemen. Nou ja, Plafond is wel een wat overdreven benaming voor een Colletje van zo’n 600 meter. Hierna gaan we al weer wat hoger, Col de la Martinet 750m, Col du Bonhomme 950 m. en dalen we weer af via de D415 en de D481 richting Pairis met zijn enorme Hospital, door Orbey waar we weer gaan stijgen. De D48II voert ons dan over de Kayserberg. We zitten inmiddels in de Elzas. Vroeger Duits gebied hetgeen ook wel duidelijk is te zien aan de vele Duitstalige dorpen en plaatsen. Ook de bevolking weet niet zo goed wat ze praten, want het dialect is een mengeling van Frans en Duits en is niet te volgen. Ik heb het nog even in het Fries geprobeerd, maar dat snapten hun weer niet! Raar hè!
Verder omhoog gaat het en de ene bocht is nog mooier dan de andere. En zo komen we ineens bij het Lac Blanc. Een gletsjermeer die weer via ondergrondse kanalen in verbinding staat met het Lac Noir en waar een krachtcentrale in is verstopt.
Op de Col du Calvaire neem ik dan een verkeerde afslag die achteraf zo mooi was, dat we hem direct terug nog maar eens genomen hebben om weer op de oorspronkelijke route uit te komen. Al stijgend komen we dan in het Departement Haut-Rhin (boven Rijn) en zitten dan in de aanloop naar de Col du Ballon en komen over de graslanden van de Gazon du Faing. We zijn dan de duizend meter grens al lang gepasseerd. Het ene uitzicht nog mooier dan de andere en bij iedere bocht wil je eigenlijk wel stoppen om dit op de gevoelige plaat vast te leggen. Maar dat zou de gemiddelde snelheid toch wel ernstig naar beneden brengen. En het is zo mooi rijden, daar op de Route des Crêtes. We passeren nu van de andere kant de Col de la Schlucht en gaan door over de Hohneck, passeren het Lac de Blanchemer, de Rothenbachkopf, le Markstein met zijn 1200 meter, om zo op de Grand Ballon met zijn 1340 meter aan te komen. Tijd voor een paar foto´s dus. Helemaal boven, op 1400 meter staat een weerradar, maar om daar nog te komen moeten we de zandpaden op en ik geloof niet dat de autoriteiten en de wandelaars daar zo van gecharmeerd zouden zijn geweest. Nu zijn wij ook niet van de wandelaars, in ons motorpak, dus blijven wij gewoon op de motor op de gebaande wegen.
Daarna gaat het toch wel erg snel naar beneden. Ook letterlijk, want niemand legt ons hier kilometers lang een strobreed in de weg. Uitleven hier! Uiteindelijk is in Uffholz de lol even gedaan en rijden we zo op Mulhouse aan. Hier zouden we, indien we hier ruim de tijd voor hadden het automobielmuseum bezoeken, maar dat lukte dus gewoon niet. Wel even getankt hier en na een rustpauze weer op pad. Voordat je dan weer uit het stedelijk gebied bent en weer fatsoenlijk gas kan geven ben je al gauw weer een half uurtje verder.
De volgende Col is de Col de Hundsrucken waarna we weer afzakken via Houppach, Masevaux, Niederbruck, Oberbruck en bij Sewen, langs het meer, beginnen te stijgen naar het Lac d´Álfeld om zo omhoog te gaan naar de Ballon d´Alsac met 1200 meter de tweede hoogste top van de Vogezen. Was de beklimming geweldig met mooie ruime bochten, de afdaling daarentegen ging gepaard met prachtige haarspeldbochten door het Departement Moselle, genoemd naar de rivier de Moezel. De rivier heeft zijn ontstaan bij de Col de Bussang, op 735 meter, die we gewoon rechts hebben laten en wij hebben er niet naar gezocht. Stom eigenlijk! Vervolgens langs het meer van Gerardmer en zo hebben we vandaag al meer meren gezien dan gisteren tijdens de zogenoemde merentocht. Dan zitten we al weer vlakbij onze herberg en zit de dag er om half zes wel weer op.
Lekker douchen en nagenieten van een geweldige dag die met 27 graden zelfs warm te noemen viel. Gebakken aardappeltjes, met kip en tirolienne (doperwten en worteltjes). Een Koningsmaal na een Koninginnerit.

Dag 4, Scheepslift en Col de Sainte Marie, 285 km, 10,5 uur ; gem. 27,5 km/u
Dit zou de meest noordelijke van de routes gaan worden met als meest noordelijke doel de Scheepsliften in Arzviller.
De dag begon al goed. Het zonnetje scheen volopen we besloten te vertrekken met een stuk minder onder onze motorkleding dan dat we tot nu doe aan hadden gehad en dat was niet verkeerd. We hebben onderweg de 27 graden weer voorbij zien komen.
Via de ons zo langzamerhand route, dus weer via Corcieux, vervolgden we onze weg naar het noorden via dorpjes als Saint-Léonard, Contramoulin, Mardichamp, Entre-Deux-Eaux en Rémemont om bij Provenchéres-sur-Fave met mooie lange bochten te klimmen en te dalen om vervolgens weer door vele kleine dorpjes te rijden met veelal volledig onbekende namen. Bij Schirmeck begint het dan weer serieus te stijgen en worden de bochten weer krapper om te eindigen op de Col du Donon op 812 meter. De afdaling is krap met een aardig aantal haarspeldbochten en eindigt uiteindelijk bij het hoofddoel van de dag de Scheepsliften bij Arzviller. Eerst komen we bij de oude liften en sluisjes aan. Een oud complex van 17 sluisjes en liften over 4 km. om de bootjes in het Marne-Rijn kanaal het hoogte verschil te laten overbruggen, maar nu is vervangen door een modernere scheepslift. Deze lift is eigenlijk een grote bak met water waar het schip in vaart en door een vernuftig systeem van water en contra gewichten bijna zonder energie naar boven wordt getild en waar het schip dus weer uit vaart.
Wat we niet echt duidelijk hebben gehad was het feit dat hier een tunnel door de berg is gemaakt waar plaats is voor de trein en het kanaal die dus eindigt bij de eerste van de serie oude sluisjes. Heel apart! Tijdens ons bezoek aan het complex hebben we echter geen normale scheepvaart gezien die gebruik maakte van de lift. Hij werd alleen gebruikt door toeristenboten, maar bij nadere bestudering achteraf blijkt dat dit wel degelijk door kleinere, meestal privé bootjes en jachten, wordt gebruikt.
Hierna zakken we weer af naar het zuiden en de grotere hoogtes. Langzaam klimt en daalt de D45 langs plaatsjes als Dabo, Obersteigen, en Romanswiller. Bij Wasselonne voert de route ons bijna parallel aan de Frans-Duits grens door het dal tussen de Vogezen en het Schwarzwald en laten we Straatsburg links liggen. Hier passeren we links nog even de Col de Sainte Marie aan, maar die is het ons eigenlijk niet waardig om af te stappen en dat colletje bewaren we voor morgen. De echte klim naar de Col de Bagenelles en de Col du Pré des Raves leidt ons naar de Chemin du Haycot die op 1050 meter eindigt.Op 980 meter pakken we dan nog even de Col du Bonhomme mee. Via Plainfaing en Fraize komen we dan weer een beetje op het vlakke land uit, waarna weer richting Corcieux koersen en we dus weer bijna bij de Herberg zijn. De maaltijd brengt ons Puree, een gepaneerde kotelet en spinazie, met natuurlijk de soep vooraf en het kant en klare toetje.

Dag 5. Col de Sainte Marie 207 km, 7 uur 50 minuten, gem. 26 km/u

De dag begon al erg warm en dus maar gauw zorgen dat we rijwind gekoeld de Col de Sainte Marie op gingen zoeken. Gisteren waren we deze Col al vanaf de zijkant gepasseerd, nu gingen we er daadwerkelijk overheen. Het eerste stuk weer hetzelfde als gisteren, maar bij Sainte Margerite nu daadwerkelijk richting de bewuste Col. En zoals ik gisteren al verwachtte; geen bijzondere berg. Via de D11Lii gingen we de berg af tot we ineens zo maar tegen een dorpje Riquewihr aanreden. Een oud vestingstadje met prachtige vakwerkhuizen en erg veel toerisme. Uiteraard met Nederlanders in het Oranje! We hebben hier toch wel een lekker rondgekeken en bij de Crèperie lekker koffie gedronken met iets lekkers erbij. Je bent op vakantie nietwaar! Uiteraard moesten we weer verder, maar ook moest er worden uitgezien naar een pompstation die in deze streken niet zo dicht gezaaid zijn. Ach en we hadden tijd zat dus konden we rustig van de route afwijken en de GPS van Wim ging op zoek naar een pompstation. Het duurde toch best wel even voordat we die in Munster gevonden hadden en toen we de originele route er daarna langs legden bleek dat we al weer op de route zaten. Jammer voor de gemiste bochten, maar die zouden er nog genoeg komen. We gingen richting Soulzbach les Bains, Osenbach, via de D40Lii meter leuke, maar niet spectaculaire bochten of mooi asfalt. Al stijgend kwamen we een mooi waterreservoir (Lac de la Lauch) tegen op 950 meter hoogte en hebben daar uitgebreid gefotografeerd. Naar aller waarschijnlijkheid ben ik daar mijn originele Ferrari verloren, door hem uit mijn koffer te laten vallen of zo. Jammer, was een cadeautje van mijn vrouw en best prijzig! Sorry schat! Ik wil wel even terug om te kijken, maar dat red ik niet in een weekend natuurlijk. Zal er de volgende keer zeker om denken!
Verder ging het naar boven, naar de Col la Markstein. Een bergje van 1185 meter hoog. He, daar hadden we niet op gerekend en hadden we ook al eerder gehad, maar van een andere kant geloof ik. Natuurlijk moesten daar de nodige uitzichtfoto’s worden gemaakt en het was warm daar boven op die berg. Zo warm zelfs dat het asfalt letterlijk aan onze laarzen plakte. En ook de rest van de weg naar beneden waren er dus van die gesmolten stukken en merkte je meermaals dat je achterwiel even glibberde, vooral op die zwarte spaghettistrepen. Best vervelend. En jammer want het was een mooie ruime afdaling! We passeerden het Lac de Kruth, reden ineens tegen een oorlogskerkhof aan. In de Vogezen is er in de eerste en in de tweede wereld oorlog veel gevochten en je vind erg veel van monumenten. Deze begraafplaats was van 676 Roemeense gevangenen en ook hier pauzeerden we uitgebreid. Verder omhoog ging het ineens. Het hoogste deel hier was 913 meter en een bekend skigebied. De Bresse Hohneck. Daarna weer na beneden en op zoek naar een waterval tussen Xonrupt-Longemer en Gerardmer. Niet gevonden natuurlijk! Maar wel een mooi meren gebied met heél veel toerisme. En als je Gerardmer zegt dan ben je ook weer bijna bij de Herberg. Lekker op tijd, want het was warm hoor en hadden best wel trek in iets fris en de koffers moesten weer worden ingepakt voor vertrek.
De herberg was inmiddels toch iets beter bezet. Veel Harley rijders uit de Brabantse streken, waarbijhet zelfs voor een groep wel erg laat werd door zelfs na 22:30 uur aan te komen. De frites en de spareribs lagen nog op hun te wachten. Het Nederlands elftal had net van Kameroen gewonnen en we verwachten toch nog wel erg late aktiviteiten te zullen horen, maar niets was minder waar. We hebben niets meer gehoord nadat wij zo tegen twaalven naar bed gingen.

Dag 6. Naar huis. 635 km, 8 uur gem. 76 km/u
Weinig van te vertellen. Snelweg en alleen maar snelweg. Oh nee! Toch niet. Door een wegomlegging kwamen we verkeerd uit en gingen links langs Luxemburg ipv. Rechts via de Moezel. Bleek ook nog eens korter te zijn en eigenlijk vond ik dat niet zo erg. Om 17:00 uur lekker thuis en konden we ons na het douchen met een schone handdoek afdrogen!

Het einde van een fantastische week motorrijden door een streek waar ik zeker nog eens terug ga komen.
Wim, vriend, erg bedankt voor het gezelschap en ik hoop nog vaak dit soort tochten met je te kunnen maken. Er zijn nog genoeg opties.

Motoplus weekend naar de harz






Een aankondiging in een Motoplus, ergens in januari geloof ik, voor een weekend in Hotel Niedersachsen de Oberharz, was voor mij aanleiding om mijn vriend Wim te bellen of hij belangstelling had voor een paar dagen Harz.





“Natuurlijk, gaan we doen”, was zijn antwoord en zo boekten we deze aanbieding; € 99 op basis van half pension, is toch ook geen prijs.





En na enige momenten van voorbereiding, die overigens altijd erg gezellig zijn en minstens zo veel pret bieden, vertrokken we dus vrijdagmorgen zo rond de klok van half negen. Een beetje later dan de bedoeling was, want Wim moest in de vrijdagmorgen drukte even terug voor zijn brood. Ja, ons bint zunig, de horeca zal niet teveel aan ons verdienen, want dat gooien we liever in de tank!





Het was vlak voordat Wim zich bij huize Berendsen meldde nog droog en of het nu precies die paar minuten waren die Wim even was teruggereden, zal ons wel nooit duidelijk worden maar al na 2 minuten op de A1 waren we tot op de onderbroek nat. Maar goed; positief als we zijn, we hoefden nog maar een kleine 300 km!





Zo richting Tecklenburg werd het gelukkig iets droger en konden we lekker toerend door het Teutenburgerwoud richting de Harz rijden.





Ergens in de buurt van Bieleveld maar eens een tankstation gezocht en een kop koffie genomen. Broodje er bij en we konden er weer tegen.





Ergens op de route hadden we gepland uit te komen bij het kasteel van de baron van Munchhaussen, maar wij hebben het volledig gemist. Wel kwamen we in de stad van de Rattenvanger terecht. Hamelen. Nou, dat hebben we geweten. In plaats van “kunt u ons de weg naar Hamelen vertellen meneer”, was het meer “kunt ons de weg door Hamelen vertellen meneer”. Jongens, over een afstand van 5,5 km hebben we bijna een half uur gedaan. Stoplichten; meer als in heel Apeldoorn, maar het voornaamste was een Combine die zo nodig voor ons moest rijden met daarachter natuurlijk nog de nodige vrachtauto’s en meer van dat blik. Buh!





Daarna door plaatsjes als Salzhemmendorf en Langelsheim op Goslar aan, om zo weer na beneden te zakken naar Bockswiese/Hahnenklee waar ons hotel was gelegen.





Op het laatste stuk van de route begonnen we al door te krijgen dat hier ook de vorstschade had toegeslagen, want de plakkers op de weg waren talrijk en soms voorzien van de door ons zo gehate “Gravillons”(steenslag). Dat, in combinatie met langsstrepen en een nat wegdek, geeft dat nu niet bepaald een ideaal uitgangspunt om eens lekker bochtjes te zwieren.





Zo rond de klok van 16:00 uur konden we motoren stallen in de garage waar nog precies twee plaatsjes voor onze motoren waren. Binnen werden we hartelijk welkom geheten door Henk die ons gelijk de droogruimte voor onze natte kleding wees. In een prima kamer konden we ons vervolgens omkleden voor het avondeten en maakten we kennis met nog vele motorrijders die allemaal van het arrangement gebruik maakten. Best gezellig dus en ondertussen kon Wim zijn kennis over de Streetpilot nog even delen met een Fries echtpaar die samen op een Pan en een nieuwe GTR in Niedersachsen waren neergestreken.





Na een heerlijke maaltijd nog even lekker nagebabbeld met deze en gene en lekker op tijd de oogjes gesloten.





Bij het ontbijt was iedereen natuurlijk vol van de weersverwachting en wie waarlangs zou gaan. Het weer was erg wisselvallig, maar toen we als eersten wegreden, na eerst nog een foto voor het Motorplus spandoek te hebben gemaakt, was het enigszins droog. Wij waren klaar voor een 365 km route door de Harz.





365 km.? Ja, als je hier bent moet je er ook alles uithalen wat er in zit en op deze manier zouden we toch de meeste attractieve wegen en bezienswaardigheden moet kunnen nemen.





Als eerste kwamen we langs een van de vele stuwmeren die de Harz rijk is nl. het meer van Kuttelbacher-Teich bij Hahnenklee. En werden de wegen al wat leuker alhoewel de kwaliteit hiervan toch echt niet om over naar huis te schrijven is. De bochtjes werden nog wat voorzichtig ingezet vanwege het toch nog wel vochtige karakter van het wegdek en volgden we de L516 langs Lautenthal met zijn mijnbouwgeschiedenis waar ook de Harz weer vol van is. Evenals de smalspoorbanen die het erts vervoerden, maar die nu voornamelijk nog voor de toeristen industrie wordt gebruikt. Een prachtige bosrijke omgeving zo langs de L515 met mooie lange bochten. Vervolgens de Harzhochstrasse op waar we eerste echte haarspeldbochten tegenkwamen. Langzaam werd het wat warmer en droogde het wegdek op en kwam er wat meer vertrouwen in het nemen van de vele bochten. Natuurlijk ontkom je ook niet aan de vele stadjes, maar die zijn over het algemeen ook wel leuk. Veel vakwerkhuizen in allerlei kleuren. In het oude Oost-Duitsland, waar natuurlijk een groot deel van de route door loopt is het nog wel iets grauwer, maar waren de wegen veel beter onderhouden of gewoon van een veel betere kwaliteit! Opmerkelijk!





Bij het Torfhaus kwamen op een van grootste hoogtes in de Hochharz. Zo’n 810 meter! Helaas weinig uitzicht vanwege de laaghangende bewolking, dus maar weer snel doorgereden. Bij St. Andreasberg kwamen we eindelijk een van dun gezaaide benzinestations tegen. We begonnen al een beetje zenuwachtig te worden temeer daar de Zumo geen enkel benzinestation wist aan te geven. Natuurlijk valt dan het gebruik op! Een dikke 1:20 is makkelijk te halen en kunnen we theoretisch op onze fietsen wel 400 km. halen, maar wij spelen het liefst op safe en zoeken zo rond de 250 km. wel graag een pomp op.





Königshütte, Rothehütte, Elbingrode met zijn grote afgravingen, over de Staumauer van de Rapbodetalsperre een geweldig groot merengebied.





In Rübeland bij de Hermanshöhle even een lekker bakje koffie met een chocoladepunt genomen en geconstateerd dat er wel erg veel motoren onderweg zijn. Ook een grote groep met oude Mercedessen komen we geregeld tegen of sukkelen we braaf achteraan.





En hier loopt even later de Zumo volledig vast. Tot 3 keer toe moest hij door verwijdering van de batterij weer op gang gebracht worden. En dat bracht mij eigenlijk wel tot de overtuiging dat de fouten die wij toeschreven aan de Scala G4 best wel eens een grote oorsprong moeten hebben in het Bluetoothprotocol van de Zumo. Maar dat terzijde!





Gelukkig wist de Streetpilot van Wim wel waar we naar toe moesten alhoewel ook die wel een paar storingen had.





Bij Sonderhausen kwamen we op de meest zuidelijke punt van onze route en gingen we met gezwinde spoed weer richting de bossen. Langs het stuwmeer van Kelbra, richting Rossla, en rijden we zo langzamerhand het “oude” Oost Duitsland in. De heuvels worden weer wat talrijker en de bochten weer wat leuker. Bij Gernrode zakken we dan alweer. Bij Quedlinburg zoeken we dan om de plaatselijke burcht, maar verder dan een keer heen weer rijden komen we niet en nog hebben we die burcht niet gezien. We stijgen weer een klein beetje richting Blankenburg en gaan dan via Heimburg plotseling wel naar 550 meter in Wernigerode. Het weer blijft ons nog redelijk gezind, maar richting Goslar zien we toch donkere wolken samenpakken. In Goslar moesten we natuurlijk nog het Keizerlijk paleis bekijken.




We mochten nog even een paar bochtjes maken; vanaf Oker, langs de gelijknamige Okertalsperre gauw richting het hotel want de dreiging van hevige regen hing ons letterlijk boven het hoofd. Gelukkig met alleen een paar druppels bereikten we het hotel, maar even later regende het pijpenstelen.